Vingerplant

De Fatsia japonica, ook wel de Vingerplant genoemd, komt van nature uit Japan en Zuid-Korea. Hij groeit daar in schaduwrijke bossen, waar de lucht vochtig is en de temperatuur mild blijft. De plant valt vooral op door zijn grote, handvormige bladeren. Deze bladeren hebben meestal zeven tot negen punten en zijn glanzend donkergroen.

In de natuur kan de Fatsia japonica uitgroeien tot een grote struik van wel twee tot drie meter hoog. In huis blijft hij vaak wat kleiner, maar nog steeds stevig en vol. In de herfst kan de plant kleine, witte bolvormige bloemetjes krijgen. Deze bloemen lijken op kleine sterretjes en staan in trossen bij elkaar. Na de bloei ontstaan vaak zwarte bessen, maar die zijn vooral voor vogels interessant.

De Fatsia japonica is geschikt voor schaduw. Omdat hij in de natuur onder hoge bomen groeit, heeft hij geleerd om met weinig zonlicht toch sterk te blijven.